Het LSN predicaatschap in vraag en antwoord uitgelicht

in algemeen

Tijdens de ALV van 2018 is het langverwachte, nieuwe predicaatsysteem eindelijk geïmplementeerd. De eerste certificaten werden onder applaus uitgedeeld aan de eigenaren. Er zijn in totaal 10 predicaten toegekend. Sommige dieren kregen het predicaat vlees-eigenschappen en andere het predicaat moeder-eigenschappen. De toekenningseisen van beide predicaatschappen zijn dermate vastgesteld dat steeds 10-15% van de voortschrijdende, gekeurde Limousinpopulatie een predicaat draagt.

Terecht kunnen er vragen gesteld worden over de keuze voor een dergelijk predicaatsysteem en wat de redenen zijn waarom we uiteindelijk voor dit systeem hebben gekozen. Het LSN bestuur acht het daarom nuttig om het nieuwe LSN predicaatsysteem nog eens onder het licht te houden middels concrete vragen en antwoorden.

 

Wat is de doelstelling van het LSN met de toekenning van predicaten?

Het LSN wil graag de top van onze Limousinpopulatie met uitzonderlijk goede fok-eigenschappen bekronen en daarmee proberen de Limousinpopulatie door gerichte fokkerij in Nederland te verbeteren en te bevorderen.

 

Wat is eigenlijk een predicaat en wat is het nut ervan?

Een predicaat is een speciale onderscheiding dat wordt toegekend aan dieren met uitzonderlijke fok-eigenschappen of althans de aanleg voor zulke uitzonderlijke fok-eigenschappen. Het betrokken dier draagt dit predicaat achter de naam en de eigenaar kan een certificaat hiervan overleggen en het betrokken dier wordt zo als bijzondere meerwaarde in de fokkerij onderscheiden. De twee predicaten die het LSN toekent zijn het predicaat voor vleeseigenschappen (RV) en het predicaat voor moedereigenschappen (RM). De toekenning van een predicaat geschiedt op basis van twee factoren, zowel op basis van een uitzonderlijke Evalim genomics-score gecombineerd met een uitzonderlijke exterieur-score. Wanneer het dier een algemeen voorkomen heeft van 90 punten of meer krijgt het predicaat een toevoeging van de letter “E” wat excellent betekent. Het nut voor de Limousinfokker ligt met name in het feit dat bij de verkoop van dieren met een predicaat, een meerwaarde wordt getoond, wat gunstig werkt voor de prijsstelling voor de verkoper enerzijds en anderzijds een garantstelling is voor de koper. Tevens geeft het een waardevol instrument voor een effectieve selectie van de kudde.

 

Waarvoor staan de afkortingen RV / RVE en RM / RME precies?

De afkorting “RV” staat voor “Recommandatie Vlees-eigenschappen” en “RVE” staat voor “Recommandatie Vlees-eigenschappen Excellent”. De toevoeging “Excellent” wordt toegekend wanneer het dier voor de exterieurscore een algemeen voorkomen van 90 punten of meer behaalt, waarbij dan de toekenning voor het onderdeel “Bespiering” ook minstens 90 punten moet zijn. De afkorting “RM” staat voor “Recommandatie Moeder-eigenschappen” en “RME” staat voor “Recommandatie Moeder-eigenschappen Excellent”. De toevoeging “Excellent” wordt toegekend wanneer het dier voor de exterieurscore een algemeen voorkomen van 90 punten of meer behaalt, waarbij dan de toekenning voor het onderdeel “Ontwikkeling” ook minstens 90 punten moet zijn.

 

Zijn er ook dieren die geen predicaat hebben en toch goede fokresultaten kunnen behalen?

Ja, die zijn er zeker. Het predicaatsysteem pretendeert niet alle uitzonderlijke dieren te onderscheiden, maar hoe meer dieren deelnemen aan het systeem, hoe meer dieren kunnen met uitzonderlijke fok-eigenschappen kunnen worden onderscheiden. Bovendien zijn er dieren die de toekenningseisen net niet halen, maar toch zeer goede fok-eigenschappen hebben. Deelname aan dit predicaatschap gaat automatisch, mits de Limousinhouder de dieren door het LSN laat keuren en de eigenaar van het dier een Evalim genomics test laat afnemen. Deze test kan worden aangevraagd bij het LSN. Zo is ieder lid dan ook vrijwillige deelnemer aan dit systeem.

 

Correlatie tussen de Evalim fokwaarde-eigenschappen

 

Welke predicaten kunnen er worden behaald?

Er zijn twee predicaten te behalen. Het predicaat voor vlees-eigenschappen en het predicaat voor moeder-eigenschappen.

 

Waarom zijn er twee verschillende predicaatschappen te behalen?

Om de verschillen tussen de twee predicaatschappen te begrijpen is het belangrijk om de verschillen tussen vroegrijpheid en laatrijpheid te verstaan. Een vroegrijp dier heeft op betrekkelijk jonge leeftijd (circa 24 maanden) zijn maximale ontwikkeling bereikt en een laatrijp dier bereikt zijn maximale ontwikkeling op latere leeftijd (circa 48 maanden). Vroegrijpe dieren hebben meestal betere vleeseigenschappen dan laatrijpe dieren en andersom, laatrijpe dieren bezitten meestal betere moedereigenschappen en grotere karkaseigenschappen dan vroegrijpe dieren. Globaal gesproken bestaat de Limousinpopulatie enerzijds uit dieren met vroegrijpe eigenschappen en anderzijds uit dieren met laatrijpe eigenschappen. Afhankelijk van de doelstellingen van de Limousinhouder zal hij deze eigenschappen kruisen om bijvoorbeeld meer vroegrijpe eigenschappen te krijgen voor het fokken van luxueuze vleeskarkassen op jongere leeftijd of bijvoorbeeld meer laatrijpe eigenschappen te kruisen voor een kudde met betere moedereigenschappen, grotere karkassen om makkelijk af te kalven en dieren met meer zelfredzaamheid om een groot deel van het jaar in arme natuurgebieden te grazen. De Limousinfokker die het bekende “mixte type” nastreeft kruist steeds vroegrijpe en laatrijpe eigenschappen met elkaar om het ideale mixte type te bewerksteligen. Het mixte type beschrijven we als een dier met een ideale “rijpheid-elasticiteit” van beide eigenschappen, wat erop neer komt dat het dier voldoende moedereigenschappen behoudt zonder dat het de vleeseigenschappen verliest en andersom. Met deze kennis is het logisch te begrijpen dat er is gekozen voor twee predicaatschappen, nl. het predicaatschap vleeseigenschappen (dieren met meer vroegrijpe eigenschappen) en het predicaatschap moedereigenschappen (dieren met meer laatrijpe eigenschappen). Dieren met een predicaat hebben dus uitstaande kenmerken voor vroegrijpe eigenschappen of laatrijpe eigenschappen.

      

Voorbeelden van vroegrijpe, mixte en laatrijpe dieren.

 

Waarom krijgt 10-15% van de voortschrijdende gekeurde Limousin populatie een predicaat?

Dieren die kwalificeren voor een predicaat moeten primair eigenschappen bezitten die voldoende boven het gemiddelde van de populatie uitsteken om hun sterke eigenschappen heen en weer te kunnen kruisen. In landen met een grote Limousinpopulatie wordt deze norm van 10-15% ook gehanteerd en deze norm is reeds jarenlang een beproefde leidraad voor de kwantiteit van predicaatschappen binnen een populatie.

 

Was er dan iets mis met de vorige predicaattoekenning “Preferent” van het LSN?

Ieder predicaatsysteem dat ten doel heeft om dieren te kwalificeren met uitstaande fok-eigenschappen is positief te noemen, dus ook het vroegere “Preferentschap” systeem. Maar met de mogelijkheden die we vandaag ter beschikking hebben is de keuze logisch om eenvoudig positieve verbeteringen aan te brengen en om het systeem te complimenteren en daarom heeft het LSN bewust gekozen voor een verbeterd predicaat-systeem onder de huidige Nederlandse omstandigheden.

  1. Het predicaatschap Preferent werd hoofdzakelijk op exterieur eigenschappen toegekend dus primair op basis van zichtbare eigenschappen aan het dier en de nakomelingen. De dieren met nakomelingen werden hoofdzakelijk gemeten en niet gewogen om de onzichtbare eigenschappen de kwalificeren. In het verleden is geprobeerd om een systeem te implementeren waar dieren ook moeten worden gewogen. Dit blijkt echter in de praktijk niet gemakkelijk haalbaar, enerzijds omdat bijvoorbeeld de dieren met de kalveren van een aantal Limousinfokkers voor het grootste gedeelte van het jaar in een natuurgebied lopen en anderzijds vergt het een kostbare investering van een weegschaal die niet altijd in een natuurgebied kan worden geplaatst. Echter met de fantastische mogelijkheden die we vandaag ter beschikking hebben kan het predicaatschap worden aangevuld met onzichtbare moedereigenschappen die in het dier zitten zoals melkgift, groei etc., zonder om het dier te wegen middels het Franse Limousin-genomics onderzoek.
  2. Wanneer een dier kwalificeerde voor het predicaatschap Preferent, was het dier vaak al geruimd. Hierdoor werd er vaak predicaatschap uitgedeeld aan dieren die geen betekenis meer hadden voor de fokkerij. De behoefte ontstond om een predicaatschap in te voeren dat eerder kon worden toegekend. Omdat het huidige predicaatschap op basis van genomics- en exterieur-score wordt toegekend, kan het predicaatschap ook op betrekkelijk jonge leeftijd worden toegekend, nl. wanneer het dier wordt gekeurd op het exterieur, want een genomics analyse kan op enig moment na de geboorte al plaatsvinden.

Hieruit blijkt dat het nieuwe predicaatschap een bewuste keuze is van het LSN voor een systeem dat uitstaande fok-eigenschappen kiest op basis van wetenschappelijk bewezen aanleg voor genetische eigenschappen van het dier zelf en niet op basis van meetbare genetische eigenschappen van nakomelingen. Een bewuste keuze met een specifieke benadering dus en geen pretenderen dat dit systeem waterdicht is of het beste predicaatsysteem is. Uiteraard blijft een predicaatsysteem waarbij de nakomelingen op verschillende momenten worden gewogen en gemeten het meest betrouwbaar, maar het LSN heeft gemeend met inachtneming van de Nederlandse factoren zoals hierboven beschreven, het meest ideale systeem te kiezen.

 

Een dier is toch het meest betrouwbaar voor de fokkerij wanneer het zich met nakomelingen heeft bewezen?

Dat klopt inderdaad. Hoe meer gegevens van het betrokken dier en de nakomelingen, hoe betrouwbaarder de fokkerijgegevens en dus ook hoe betrouwbaarder het predicaatsysteem. Echter hebben we via Ingenomix uit Frankrijk de toegang tot een fantastische informatiebron van meer dan 12.000 geselecteerde stamstieren en dat voortschrijdend wordt aangevuld, ook met Nederlandse dieren en ook met dieren uit andere landen, dus het systeem genereert steeds meer informatie waardoor de resultaten ook steeds betrouwbaarder worden. Een interessant gegeven uit de praktijk is dat de Franse fokkers initieel ook sceptisch stonden tegenover de betrouwbaarheid van de Ingenomix Evalim test, maar sinds de invoering ervan, nu een paar jaar later, selecteren de meeste Franse fokkers hun gewenste fok-eigenschappen primair op deze uitslag. Nogmaals, het is dus een keuze voor een bevredigend werkend systeem en LSN heeft gemeend dat gezien de omstandigheden waaronder de Nederlandse Limousinfokker opereert, het genomics systeem, aangevuld met de exterieureigenschappen het best haalbare systeem is met de belangrijke mix van zichtbare exterieur-scores met de onzichtbare Evalim fokwaarden.